Wimar

Jaeger

Wethouder Hilversum


Het was jaren geleden toen mijn vrouw en ik bij het ophalen, onze zoon op het schoolplein hoorden zeggen: Dat is nou waarom mijn familie in de oorlog is vermoord. Onze zoon was 8 jaar oud, we keken elkaar geschokt aan. Mijn echtgenote verzuchtte “houdt die oorlog dan nooit op?”. Hadden wij niet juist geprobeerd de oorlog buiten de kinderkamerdeur te houden. Waren wij juist niet overtuigd van het feit dat het niet hun oorlog maar juist hun vrijheid is, die de herinnering levend moet houden!


Dames en heren, ik vind het een grote eer u te mogen toespreken en enkele gedachten over de derde generatie en de toekomst van herinneren met u te delen. Als er ergens een plaats is waar dat belangrijk is om te doen, is het juist bij degene die nog zo dicht tegen de oorlog aanstaan. Ik representeer de derde generatie en het is goed dat die generatie meer van zich laat horen, om warm te draaien voor de toekomstige overname van het gedachtegoed van de 2e Wereld Oorlog, ook juist in Indië en de pijnlijke onthechtingsperiode daarna .


Laat ik beginnen Adriaan van Dis te parafraseren door te zeggen dat de oorlog de eerdere generaties in mijn familie zowel van de Hollandse als de Indische kant heeft getekend. Dankzij hen ben ik echter vrijwel vrij van die tekening. Ik, de derde generatie kan en mag mij niet laten leiden door de littekens die mijn oma en haar zuster droegen, noch door de fantoompijn die mijn ouders daaraan overhielden. De derde generatie moet het verhaal toekomstbestendig maken. Dat kan alleen door de lessen van de oorlog aan de toekomst te relateren. Ik voel enorme, ook grote morele betrokkenheid en daarom wil ik hier graag staan, maar wel met angst en beven. Angst en beven om enerzijds voldoende respectvolle woorden te spreken die recht doen aan u, mijn oma en haar zuster en tegelijkertijd ook iets over de effectiviteit van het overbrengen van de herinnering aan de oorlog te zeggen.


Al weer voor het tiende jaar of eigenlijk moet ik zeggen pas voor het tiende jaar komen wij hier bij elkaar voor de Indië herdenking. Wij herdenken niet alleen degenen die de ingrijpende gebeurtenissen in het voormalige Nederlands Indië het leven heeft gekost, maar ook zij in wiens levens scherpe littekens zijn gekerfd. Door de nog altijd grote nabijheid van de oorlog voelen wij het herdenken nog steeds op onze huid. Na tien jaar herdenken moet echter ook  voorzichtig de vraag gesteld worden hoe wij over tien jaar gedenken. 


Bijna 70 jaar na de oorlog staat één vraag centraal: “hoe kunnen we het besef dat “wat toen is gebeurd nooit meer mag gebeuren” blijvend aan toekomstige generaties overdragen? Vele jaren was het de eerste generatie die meestal op hoge leeftijd, met de onverwerkte pijn van de oorlog, vorm gaf aan de herdenking van gezinsleden, familie, vrienden, kameraden.  De tweede generatie zocht intensief naar haar eigen verhouding met de oorlog. Het richten op de herinnering gaf voor velen een gevoel van eerbetoon aan hun ouders die vaak zo machteloos waren geweest in het uiten van hun leed.  De derde generatie heeft ervan geleerd.


De voorzitter van het 4/5 mei Comité zei ooit over de derde generatie. Het is niet hun oorlog wel hun vrijheid. Misschien is dat wel de kern van wat toekomstige generaties zouden moeten herinneren. Het gaat over tien jaar steeds minder om de feitelijke gebeurtenissen en steeds meer om het besef dat vrijheid zonder oorlog, onderhoud nodig heeft en vooral mensen, die daar voor opkomen.


Bij het herdenken en herinneren zijn wij zijn op dit moment nog gericht op het verleden en het terugkijken. Dat leidt tot een focus op de “slachtoffers” van de eerste generatie en de gevolgen daarop voor de tweede generatie. Die focus is meer dan logisch, vanzelfsprekend en legitiem. Tegelijkertijd zal die focus in de loop der jaren steeds verder vervagen. Daarmee vervagen ook de lessen over menselijk handelen. Lessen die juist nu zo relevant zijn.  Herinneren en herdenken wordt steeds meer het overdragen van “de ervaringen van de oorlog en wat je daarmee zou moeten doen”. Juist die overdracht is wat mij betreft de opdracht voor de derde generatie.


Herinneringsorganisaties en herdenkingen zoals deze ontlenen hun belang, gezag en respect te veel aan (oorlogs)activiteiten uit het verleden en te weinig om hun relevatie voor de toekomst. Heeft de eerste generatie die relevantie nog als zij uit eigen ervaring spreekt; het verhaal uit de tweede, laat staan uit de derde hand boet aan status en gewicht in. Het verhaal vanuit opvolgende generaties staat gelijk aan het geschiedenisboek.  Juist daarin schuilt het gevaar. De eerste generatie herdenkt, de tweede generatie herinnert; de derde generatie moet laten zien dat het meer is dan geschiedenis. De maatschappelijke discussie over de oorlog zal steeds minder over de aandacht, opvang en demping van het verdriet van de direct betrokkenen gaan en steeds meer stilstaan bij “wat we ervan geleerd hebben”.


Het is heel bemoedigend dat het Indisch herinneringscentrum samen met verzetsorganisaties een initiatief opnemen als ieder kind op kampbezoek.  Het Indische verhaal en het Indische geheugen doorgeven, niet alleen als geschiedenis maar juist als kracht en inspiratie om te zeggen:  “ik wil in mijn leven proberen te voorkomen dat zoiets nog eens gebeurd”.


Niet alleen vanuit herinnering maar ook vanwege de actualiteit van vandaag is het belangrijk de herinnering aan de Tweede Wereld Oorlog en de Bersiap periode vast te houden. Vast te houden in de hoop dat volgende generaties een “kompas hebben dat bijdraagt dat dit niet weer zal gebeuren”; de herinnereing vasthouden om morele ijkpunten te hebben. Ik pleit voor een herinnering, die zich ook richt op het besef van individuele moraliteit.


De sleutel ter voorkoming en vermindering van de verschikkingen die wij vandaag herdenken liggen immers goeddeels bij ieder individu zelf. Beginselen van menselijkheid borg je uiteindelijk het beste door een beroep te doen op de individuele moraliteit van mensen; dat leidt tot bewust handelen; en tot  menswaardig gedrag.


Er zijn veel positieve ontwikkeling, die het beroep op versterking van de individuele moraliteit ondersteunen. De wens om kennis te nemen van de oorlog en de Bersiap periode onder de jeugd is nog nooit zo groot geweest.  Ruim 1/3 van de bijna 4000 oorlogsmonumenten in Nederland kent een koppeling met een school. Herdenkingen worden steeds drukker bezocht.


Al die elementen geven aan dat een toekomstgerichte invulling van herinneren een zeer rijke voedingsbodem heeft. Juist dat optimisme geeft een extra impuls voor de derde generatie om er hard aan te werken.


Vandaag, hier en nu herdenken wij met betrokkenheid, empathie en respect voor het verleden de slachtoffers en allen die ontroostbaar zwaar hebben geleden onder hetgeen zich zo ver van ons land en zo dichtbij onze samenleving voltrok. Tegelijktijdig herdenken wij ook in de overtuiging dat het leed dat zij moesten ondergaan een bijdrage levert aan het toekomstig kompas dat zich richt op het voorkomen van dat wat in de oorlog zo gruwelijk is doorstaan.


Mijn toen 8 jarige zoon gaf afgelopen jaar Engelse les op een school in de diepe binnenlanden van west China. De krant daar druk iedere dag een foto af van een voormalig Japanse militair. Mijn zoon leek dat een aanleiding om met leerlingen een gesprek te voeren. Een gesprek over wat die oorlog deed en wat we moeten doen om het in de toekomst te voorkomen. Met zulke gesprekken zal de herinnering ook in de toekomst verankerd zijn.

Dank u wel.

© 2021 Regionale Herdenking Nederlands-Indië Gooi- & Vechtstreek

Noorderbegraafplaats Laan 1940–1945 nr. 2 te Hilversum