Freek Ossel

2019 Burgemeester Wijdermeren


Dames en Heren,


Over een jaar is het 75 jaar geleden dat de tweede Wereldoorlog in Nederlands Oost Indië voorbij is. Uiteindelijk moest er een atoombom vallen, om een einde te maken aan de oorlog. Anders dan in Europa, herdenkt Nederland nog maar kort de tweede Wereldoorlog in dit gedeelte van de wereld, waar mensen toch veel leed hebben meegemaakt. Ook schrok ik weer van de getallen die ik kort geleden las. Van het leger in Indië w.o. 120.000 KNILL´rs, zijn er 2500 omgekomen en van de 42.000 gevangenen in kampen, militairen en burgers, hebben 8200 de oorlog niet overleefd.

 

Direct na de bevrijding kwam daar de deceptie: in augustus 1945 begint de binnenlandse oorlog die tot 1949 duurt. Een verwarrende oorlog, waar na de bevrijding van de Japanners er een strijd werd geleverd tegen het Nederlands bewind. Ook in deze periode zijn er alleen al aan Nederlandse zijde naar schatting 6000 doden en gewonden te betreuren.

 

In Nederland ging men na 1945 verder met leven en wederopbouw. Voor de mensen in Indië was dat niet mogelijk, door de nieuwe onlusten en binnenlandse oorlogvoering.  Grote groepen vertrokken naar Nederland, om daar een nieuw bestaan op te bouwen. Maar er was weinig ruimte voor een hartelijk welkom, geestelijk en materieel. Voor velen van de 300.000 mensen die tussen 1945 en 1960 naar Nederland kwamen was de start hier erg moeilijk.

 

De zogenaamde ‘stille generatie’ paste zich aan met een verlangen- en nostalgie naar het oude Indië.  Hun kinderen, veelal geboren in Nederland, wilden meer gewoon een maatschappelijke carrière in Nederland. De derde generatie lijkt zich ook de vraag te stellen wie zij zijn en waar zij vandaan komen.

 

Mede voor die generatie is het zo belangrijk dat er een Indië-monument is en dat deze oorlog herdacht wordt. Dat er serieus onderzoek plaatsvindt door het NIOD.  Het is dan ook meer dan prijzenswaardig dat de gemeente Hilversum in het bijzonder burgemeester Broertjes in 2015 het initiatief heeft genomen om een jaarlijkse lokale herdenking te kunnen houden.

 

Kunnen herdenken betekent namelijk:  gezamenlijk  de geschiedenis onder ogen kunnen zien, vertalen en betekenis kunnen geven voor de toekomst. Dat we invulling kunnen geven aan  getallen door persoonlijke gebeurtenissen en emoties. Dat we verhalen horen en delen. Daarom wil ik proberen  mijn verhaal te vertellen en met u te delen.

 

Mijn vader was begin 20 toen hij als KNIL militair in 1939 naar Nederlands Oost Indië ging. Als oudste van een gezin uit Zutphen met 10 kinderen, was dit voor hem de manier om én wat van de wereld te zien én de kans te maken op een plek in de maatschappij. Niet wetende dat hij vanaf 1941 tot 1945 als krijgsgevangene in de Japanse kampen aan de Birma Spoorweg zou werken. Een verschrikkelijk lot. Meer dood dan levend moest hij daarna naar Japan. Dwangarbeid in de mijnen van Nagasaki, waar naar alle waarschijnlijkheid zijn leven zou eindigen als de atoombom niet gevallen was.

 

Na een paar herstelweken in Indië werd mijn nog verzwakte, zieke vader gewoon weer ingezet in de militaire operatie in Indië. Het leven ging door. Hij werd verliefd op een mooie jongedame van Ghanese/ Chinese afkomst uit Bandung.  Ze trouwden, kregen kinderen en gingen in 1949 terug naar Nederland.


Mijn vader was geen gemakkelijke man. Joviaal en sociaal buitenshuis; gesloten en autoritair binnenshuis. Over de oorlog en de spoorweg werd niet gepraat. Toen ik 17 was ging ik studeren. Pas toen begon mijn vader mondjesmaat  iets los te laten. Vertellen kon je het niet noemen. Flarden waren het. Ik stelde af en toe vragen en hij sprak. Over de gevechten met de Japanners op het olie-eiland Tarakan. Over de vergisbombardementen. Over hoe bang je was.

 

Niet veel later kwamen de verhalen over de Birma Spoorweg. Dikwijls als ik laat thuiskwam van uitgaan, zat hij nog in de schemerig verlichtte huiskamer en vertelde. Over de keren dat hij was opgegeven en een vriend -  met gevaar voor eigen leven - clandestien rijst met een beetje groentesap naar zijn bed smokkelde. Ook over de klappen en het verschrikkingsregime in de kampen. Over de vrienden die er opeens niet meer waren. Over de bevrijding en het ongeloof dat dezelfde Japanners hen bij terugkomst moesten beschermen tegen de Pemoeda´s.

 

Het leken berichten uit een andere wereld van vroeger. Eén onderwerp was echt pijnlijk. En dat was de Bom. Ik was als jongere in die tijd tegen de atoombom. Mijn vader was tot in zijn diepste vezels voor. Mijn vader sloot meestal af met de opmerking dat de bom zijn leven heeft gered. En waar zou ik dan zijn zonder hem ?

 

Eind tachtiger jaren zijn we samen naar Indonesië gegaan. We bezochten families van mijn moeder We genoten van het land en - tot mijn verbazing – ook van elkaars gezelschap. Het verleden was nog dichtbij in mensen, in plekken, in gebouwen. Het bezoek aan de Birma Spoorweg was heel erg. Hij werd zo geraakt om zijn zoon te zien precies op de plek waar voor hem toen geen toekomst leek te zijn.

 

Uit veel verhalen van ouderen, bijvoorbeeld over de Birma Spoorweg, blijkt dat de ‘oorlog in je hoofd’ voor hen niet voorbij is gegaan. Het is goed dat we blijven herdenken, blijven verhalen vertellen voor het heden van ons en de toekomst van onze kinderen.

© 2021 Regionale Herdenking Nederlands-Indië Gooi- & Vechtstreek

Noorderbegraafplaats Laan 1940–1945 nr. 2 te Hilversum