Joost

Richir

Voormalig Raad van Toezicht

Nusantara


Het verhaal van mijn vader

 

John Edward Walter geboren 14 augustus 1925. Hij zou gisteren 94 jaar geworden zijn. Gelukkig heeft hij deze hoge leeftijd nooit gehaald. Gelukkig voor hem dan. Want ik mis hem nog elke dag. Zoals veel kinderen een ouder missen die is heengegaan. Dat is niet bijzonder.

 

In leven zou hij het verschrikkelijk hebben gevonden als ik over hem zou vertellen zo en public. Hij zou zeggen dat ik zijn privacy zou hebben geschonden en al dies meer, maar ik doe het toch in het kader van deze herdenking. Maar wat weet ik van hem…….. eigenlijk maar heel weinig.

 

Tweede kind in een gezin van vader, moeder, oudere broer, jongere zus. Vader Hoofdcommies bij de Staatsspoorwegen, moeder commies, die elkaar daar hadden ontmoet. Vader al vroeg overleden, toen hij acht was. Moeder alleen voor de kinderen de zorg en nauwelijks meer in staat om de zorg voor de kinderen te combineren met het werk. Toen kwam de oorlog , mijn vader was toen 17. Hij is in een Jappenkamp terecht gekomen. Waar? Een jongenskamp? Alleen met zijn broer? Of met zijn moeder? Ik weet het niet. Heeft mijn vader nooit verteld. Heb ik nooit naar gevraagd. Waarom niet? Hadden we een slechte relatie? Misschien was het dat laatste wel.

 

Wat ik wel weet zijn fragmentarische herinneringen die ik heb van dingen die hij zich heeft laten ontvallen. Maar niet zo van, zoon laat ik je eens vertellen wat papa in de oorlog heeft meegemaakt. Ze waren opgepakt omdat een kostganger een vlag onder zijn matras had verstopt en dat was door de Jap ontdekt. Wat voor vlag? En waar was dat? Wanneer? Allemaal vraagtekens. En daardoor werden ze voor verhoor opgepakt en verhoord. Oma was geslagen. Waren ze weer vrijgelaten? Of vervolgens in een kamp geplaatst? Wie allemaal waren opgepakt? Een vriend – zei hij was voor zijn ogen onthoofd. Toen? Later? Of was dat in de Bersiap-tijd na afloop van de oorlog met Japan? Hij is na afloop van de oorlog in 1945 niet direct vrijgekomen maar overgebracht naar een kamp van de Indonesiërs in de bergen. En bevrijd door Duitse soldaten, die toevallig het kamp vonden, want dat was niet de bedoeling geweest.  Waar was dat? Wanneer? Allemaal vragen waarop ik nu het antwoord niet weet. Als hij zulke dingen vertelde was het ook alsof het niet de bedoeling was dat ik het zou moeten onthouden, of misschien zelfs niet. Het was geen vader die aan zijn zoon trots vertelde wat hij vroeger had meegemaakt, en het waren geen heldendaden of mooie herinneringen.

 

Ik weet ook niet of hij dit mij zelf heeft verteld of dat ik er getuige van ben geweest toen ik hem meegenomen had voor een intake ouderengeriatrie omdat ik ook naar een oplossing zocht voor zijn angsten, waanideeën, gekte. En hij alles bij elkaar schreeuwde tijdens dat gesprek maar niet meer wilde dat deze beelden voor hem weer zouden opkomen. Hij wilde het niet meer oproepen.

 

Toen ik na zijn dood door zijn papieren heen ging, kwam ik een brief tegen van een ziekenhuis in Djakarta, gedateerd 1950. Er kon niets gedaan worden voor de problemen in zijn geest. Dat was de strekking van de brief. In 1950. Er zijn foto’s van hem uit die periode. Vele foto’s. Sportfoto’s van een jongeman, sportief, vaak sportfoto’s in sportkleding, lachend.

 

In kader van de WUV WUBO heeft een advocaat aanvragen gedaan voor uitkeringen omdat hij door de oorlog getroffen was. Ik heb die advocaat nog gevraagd om inzage in zijn dossier. Wilde niet geven, geheimhouding. Dat zal wel kloppen. De rekeningen heb ik wel gezien, het waren vele. Ook die waren bewaard gebleven in dat kleine koffertje, dat altijd naast zijn bed stond. Altijd paraat in het geval van……….

 

Na de oorlog vertelde hij moest hij gaan werken, want alleen de oudste zoon mocht studeren. Dat nam hij zijn moeder kwalijk, want oudste broer wilde niet eens leren, had ook zijn school niet afgemaakt. Hijzelf moest naar de technische school, maar misschien was dat dan voor de oorlog geweest. Hij was timmerman opgeleid, maar ik heb hem nog nooit met welk instrument ook bezig gezien. Zeker niet met een hamer. Hij bekostigde zelf zijn avondstudie op de kweekschool door als operateur bij een bioscoop te werken. En kon zo tijdens de film met een zaklampje schijnend op de boeken studeren. En ja. Ik ben veel foto’s tegengekomen van hem met klassen schoolkinderen. Hij meester, jong nog.

 

In 1955 is hij met zijn moeder naar Nederland gekomen. En direct in een sanatorium geplaatst in Zeist. 2 jaar Open tbc. In die periode getrouwd met mijn moeder. Ik weet niet waar ze elkaar hadden ontmoet. Ik denk op de kweekschool ergens toen in Indonesië of misschien al voor de onafhankelijkheid, toen het nog een kolonie was van Nederland. Ik vind achteraf dat ik bar weinig van mijn beide ouders weet, over die periode in Indië en later Indonesië. Ze hebben niets verteld en ik heb niets gevraagd.

 

Ik ben in 1959 geboren en ben opgevoed door mijn oma , de moeder van mijn vader. Ik woonde ook bij haar thuis en ook de jongere zus van mijn vader woonde daar. In een nieuwbouwflat in Utrecht in Hoograven, zoals zovele Indische mensen daar terecht waren gekomen. In het complex van toen denk ik mij te herinneren dat bijna de helft van de mensen Indisch waren en de rest Nederlanders, veelal werkzaam in de fabrieken die er toen nog waren in Utrecht. Ik kende ze allemaal die Indische gezinnen in die buurt en kwam daar ook veel over de vloer. Bij ons kwam niemand.

 

Zoals gezegd woonde ik bij mij oma en mijn ouders zag ik in het weekend. Door de week moesten ze na hun werk als onderwijzer en onderwijzeres de kweekschool opnieuw doen. Want de diploma’s die zij in Indië hadden  gehaald waren hier niet geldig. Wel een geluk dat de meeste docenten van die zij in Nederland hadden ook nu weer hun docent waren.

 

Ik weet niet beter dat mijn vader altijd studeerde als hij thuis was. De kweekschool dus, akten LO en MO Engels, of hij las met name Engelse literatuur en later Pedagogiek.  Maar tot ver in de jaren 80 was hij aan het studeren.  Maar toen was ik al uit beeld. Inmiddels zelf afgestudeerd en een eigen gezin gesticht. En soms zag ik mijn vader jaren niet. De reden? We konden het niet zo goed met elkaar vinden….. Hij stelde hoge eisen aan mij. Vertelde wat ik allemaal moest doen en niet moest doen. En ik had daar niet zoveel zin in. Met mij kwam het toch wel goed, vond ik zelf.

 

Ik ben twee keer getrouwd maar beide keren is hij ook niet gekomen. Dat vind ik niet zo leuk, maar ja. Praten deden we ook niet met elkaar, alleen elkaar verwijten maken. Maar wat herinner ik mij als kind van hem? Zijn nachtmerries? Al die keren dat hij vertelde bezocht te zijn door geesten, zoals hij dat zei? Zijn obsessieve angsten dat iemand dood was gegaan. Het licht mocht nooit ’s nachts uit. De stilte in huis. Het was niet zo vreemd dat ik liever bij mijn oma in huis was. Ik mocht geen vriendjes mee naar huis nemen, te veel lawaai.

 

Toen ik veel later mij zelf ben gaan onderzoeken, kwam ik erachter dat dit in gezinnen veel het geval was bij mensen uit de oorlog. Of het nu de Indische mensen, waren of de Joodse…. Daar zat geen verschil in. Maar hetzelfde was dat de oorlog niet was opgehouden, maar nu thuis.

 

En die oorlog thuis probeerde mijn vader vanaf eind jaren 80 te ontvluchten. Ik denk dat hij zeker wel 10 keer in een korte periode is verhuisd. Tal van plekken in Utrecht, , 2 huizen in Overvecht, in Lunetten 4, Hoograven 2,  twee plekken in Ede. Soms hielp ik hem er wel mee, maar als hij na een paar maanden weer verhuisplannen kreeg, kreeg ik er ook weer even genoeg van…… Na één van de laatste keren is mijn moeder niet meer meegegaan. En zijn ze na  53 jaar gescheiden.

 

Hij was vaak boos op mij, meestal onterecht denk ik maar zo. Wel die ene keer had hij wel gelijk. Toen ik er achter was gekomen dat hij zich zelf aan het versterven was en ik toen heb ingegrepen en hij niet dood ging. En verzwakt als hij was dit niet heeft kunnen voorkomen en moest doorleven. En  ja daar heb ik achteraf spijt van dat ik heb ingegrepen.

 

Zijn gekte was zo erg geworden dat hij niet alleen voorzicht zelf maar ook voor de buurt een probleem was geworden. Ik heb hem laten opnemen in een psychiatrische inrichting, ik kon ook niet anders. Bij de medische intake daar kwamen ze erachter dat hij een verregaande staat van kanker had. En na dat bericht is hij twee dagen later ingeslapen.

 

Waarom dit verhaal? Mijn vader staat helaas voor vele mensen die door de oorlog zijn kapotgemaakt, zodanig dat zij niet meer de volle kracht van het leven hebben ervaren. Soms een beetje plezier, een beetje geluk, een beetje trots op zichzelf of de kinderen of de kleinkinderen. Maar wat overheerst is de donkerheid van het bestaan, de angsten, de zwartheid van de nachten. En het verlangen naar het einde om daar van verlost te zijn. Ik weet dus niet veel van vader en hoop met dit verhaal over hem ook te hebben gerechtvaardigd dat ik niet zoveel weet.

 

De weken van de herdenking van 15 augustus vind ik persoonlijk altijd zwaar. Ik moet altijd denken aan het bestaan van mijn vader , maar ook mijn moeder, tantes, ooms, met zelfde ervaringen… Ik kijk dan ook niet zoveel tv. En de rest van het jaar?  Ik kan moeilijk kijken naar al die brandhaarden in de wereld, al die oorlogen etcetera. Want elke dag weer , op tal van plaatsen in de wereld, met tal van mensen, worden er nieuwe slachtoffers gemaakt , en als ze het overleven, net als mijn vader de rest van het leven lijden…..

© 2021 Regionale Herdenking Nederlands-Indië Gooi- & Vechtstreek

Noorderbegraafplaats Laan 1940–1945 nr. 2 te Hilversum